7 december 2013

30 Julij 1868 Zeer warme zomer; tour naar Vater Rhein

30 Julij 1868
Dit neder schrijvende viel het mij op (dat) het jaar over zijn grootste helft is voorbijgegaan en tevens dat (ik) nog niets heb vermeld van mijn uitstapje in het laatst der vorige maand.
Op ’t oogenblik ben ik huisbewaarder. Vader & moeder zijn naar Katwijk aan Zee waar Piet voor zijn gezondheid eenige weken vertoeft. — Zenuwaandoening door overspanning veroorzaakt schijnt de reden van zijn ongesteldheid te zijn. 
— ’t Is anders een vervelend leven voor wien er voor een dag vertoeft & wel geschikt om iemand er zeer bedaard te doen worden. — 

Warme zomer
We hebben een zeer warme zomer. De oudste menschen (die natuurlijk het slechtste memorie hebben) herinneren zich iets dergelijks niet. Alles was vier weken vroeger rijp dan op zijn behoorlijke tijd & wat het weder verder heeft uitgewerkt is onder andere het project voor een nieuwe zweminrigting in het oostelijk deel der Stad, terwijl ’t voor Heeren de mode heeft aangebragt met parapluies te mogen loopen in de zonnenschijn. —
Gelukkig is er dit jaar (ten minste tot nog toe)
geen epidemie. —
Terwijl door afwezigheid van mijn broeder (ik) mijne handen nog voller met werk heb.
Echter ben (ik) gelukkig nog gezond & kan mij in die tropische warmte nog al schikken, terwijl (ik) mij dan bij verpoozing in de gedachten verplaats in mijn tour naar Vater Rhein, das herlich Traubenland. —
Met H.v.d. Abeelen, mijn oudeluiscompagnon ging (ik) per Staatsspoor den 18 Junij over de Moerdijk (nog per stoomboot) naar Breda, vandaar dwars door Braband naar Venlo, om verder te Kempen een paar uur stil te houden. Daar de aansluiting naar Keulen nog niet geheel geregeld was, kwamen (we) avonds te Bonn aan. —
19e Junij Snellboot naar Bingen.
20e Junij naar Niederwalt en ’s avonds naar Coblenz. 
Den 21e Junij wilden we per “pedes nostram” naar Ems wandelen, zijn in de heuvels verdwaald geraakt & kwamen halfgebraden te Oberlahnstein aan. —
(We) Hebben toen de 22e per spoor
Ems bezocht  & avonds per boot naar Remagen gevaren, waar we op 23e het Ahrdal bezochten en de volgende dag (24e) te zeven uur per trein naar Keulen spoorden, den Dom & c. zagen, tegen den middag per sneltrein naar Aken togen, aldaar de Lousburg Belvedere & de Badplaats Burtscheid bezochten om avonds te 10 uur te Luik te arriveeren. —
25e per spoor van Luik over Hasselt naar Eindhoven. 
Hier ontmoetten (we) een oude kennis van Rotterdam, welke in den Bosch een fabriek had opgerigt & ons aanraadde de terugtogt over den Bosch te nemen. 
Den 26e Junij hadden we ruim gelegenheid de St Janskerk van de buiten & binnen te zien: dat is een Meesterstuk! Jammer dat de neo-katolieke smaak zoo jammerlijk bont uitvalt en schetterende schrille kleuren aanbrengt waar een eenvoudige witte kalkmuur het plegtige der bouworde zoo verhoogt. Want de St Janskerk munt zeer uit door hare eenvoudige en toch trotsche lijnen en levert een harmonisch perspectief waar een “Bosboom” zich aan tegoed zou doen. —

Met deze togt heb (ik) weder een gedeelte van mijn plan ten uitvoer gebragt om successief mijn gansche vaderland te zien. — Verleden jaar heeft mijn togtje door Zeeland mij een goed idee gegeven hoe het daar uitzag. 
De Veluwe & Betuwe met Utrecht & Zuidholland had (ik) reeds vroeger gezien terwijl Braband als brug tot Duitschland diende & mij zoo in de gelegenheid stelde ook daarmeede kennis te maken. —
Het oostelijk deel schiet dus nog voor een volgend jaar over. En van ’t geen ik van Holland zag, was de conclusie dat men niet naar heinde en veer hoeft te vliegen om iets moois te zien, hoewel (ik) het bepaald als nuttig beschouw met onze naburen in hun land eens kennis te maken. 

Dan leert men ten minste in zijn eigen land het goede op zijn regte prijs stellen. —

Geen opmerkingen:

Een reactie posten