28 november 2013

13 Mei 1868 De Tijd vervliegt zo snel

13 Mei 1868
Hoewel niets bijzonders te vermelden hebbende wil (ik) hier nu eenige regelen neder schrijven.
’t Gaat alles op de zelfde wijze. Over gezondheid niet te klagen, de zaken gaan goed, hoewel ’t drukker konde zijn, doch ’t is de komkommertijd en ben dus in de verwachting van dingen die komen zullen. —
Ik kan mij dus als een rentenier hier in het heerlijke weder verlustigen dat ons deze heerlijke Meimaand zo ruimschoots aanbiedt. Zelden heb ik prachtiger weer gezien hoewel “lest lengt het best”, zooals onze voorvaders reeds zeiden.
En dan komen die dagen van vroeger tog/nog het best voor den geest van plannen die gemaakt werden en die nu reeds sedert jaren zijn uitgevoerd. Van reizen & reisjes in den omtrek en den vreemde & dan wenschte (ik) ze nog te moeten beginnen. —
Wat (ik) vroeger mij niet of nauwelijks konde voorstellen dat de Tijd zoo snel vervliegt, kan ik nu des te beter, toch hoe meer (ik) dit bedenk des te meer reden om dankbaar te zijn. –
Mijn ouders zijn goddank nog gezond en wel. Een gevestigd bestaan te hebben waarop (ik) naar believen mij geheel kan vestigen, zoo iets gebeurt zo iedereen niet. 
–
(Het is zoo als een onzer gezangen zoo juist uitdrukt
Hunkert naar hetgeen hij zien zal
Wenscht terug hetgeen hij zag)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten